Begin deze maand trotseerde ik de security op Schiphol en stapte ik in het vliegtuig naar Innsbruck. Een kleurrijke en sfeervolle stad tussen de bergen. In de winter ideaal om een stedentrip te combineren met een skivakantie, in de zomer om zowel de stad als de omliggende natuur te verkennen. Een week lang zat ik in een hotel op een kwartier van deze historische Oostenrijkse stad, waar ik meteen verliefd op werd en zo veel mogelijk tijd heb doorgebracht. Maar ook in de omgeving is er veel te doen.
Altstadt Innsbruck
De oude binnenstad van Innsbruck is de moeite waard om te bezoeken, al is het maar voor de kleurrijke gevels en de gezellige sfeer. Wat je gezien moet hebben zijn de gekleurde huizen tegenover de rivier, en natuurlijk het beroemde gouden dak. Dit ‘goldenes Dachl’ stamt uit 1500. Misschien is dit icoon van Innsbruck wel de meest gefotografeerde plek van de stad. Die kan voor je fotoboek (of Instagrampagina) dus niet ontbreken.
De binnenstad is niet echt een plek waar je een hele dag zal rondlopen, maar je moet het zeker niet overslaan. Voor de cultuurliefhebbers zijn er meerdere musea en ook de oude stadstoren is te beklimmen. In de smalle straatjes van het oude centrum zitten extreem veel souvenirwinkeltjes en terrasjes waar je lekker kunt struinen of een Sacher Torte kunt eten.
Beklim de Bergiselschans
De Bergiselschans is niet te missen in (en in de buurt van) Innsbruck. Deze Olympische skispringschans staat op een heuvel en torent daardoor een paar honderd meter boven de stad uit. Ik ben gek op hoge gebouwen dus een bezoek kon niet ontbreken. Het was één van de leukste middagen die ik deze week had.
Zelfs vanaf het busstation of de parkeerplaats is het een kleine klim om er te komen, maar deze skispringschans is nou eenmaal bovenop een heuvel gebouwd. Als je er dan bent en onderaan het stadion bij de skihelling staat, kun je je niet voorstellen dat mensen hier vrijwillig door de lucht vliegen en nog veilig landen ook.
Al bijna 100 jaar wordt op de Bergisel aan skispringen gedaan – in 1964 en 1976 werden de Winterspelen hier zelfs gehouden – maar de helling en het stadion zijn in die tijd flink veranderd. In 2001 werd de boel voor het laatst verbouwd. Bij aankomst kocht ik voor 10 euro een ticket waarmee ik het stadion in kon en ook naar boven mocht. Dat gaat via een kabeltreintje, waarmee je tot aan de toren komt. Daarin zit een lift omhoog (of een trappenhuis, maar dat zijn nogal wat treden) naar het restaurant bovenin de toren of nog hoger naar een panoramadek, waar je een prachtig uitzicht hebt over Innsbruck.
Ik vond het niet alleen maar geweldig om dit uitzicht. Er werd namelijk gesprongen en dat is waanzinnig (eng!) om te zien. Ook in de zomer wordt er dagelijks van deze schans gesprongen, de oefentijden van de springers staan op de website. Vanaf een speciaal dek sta je maar enkele meters boven het startpunt en kun je de springers zien vertrekken. Ook halverwege de baan heb je een goed uitzicht, of onderaan op de tribunes zodat je de landing van dichtbij ziet. Ik heb de springers van alle kanten bekeken, hard geklapt bij elke veilige landing en ze ondertussen ook voor gek verklaard dat ze zichzelf met 90 kilometer per uur de diepte instorten.
Swarovski Kristallwelten
Vlak buiten Innsbruck – in het plaatsje Wattens – ligt Swarovski Kristallwelten. En dat is dus letterlijk een kristalwereld van Swarovski. Als je er aankomt zie je de welbekende groene reus met de glinsterende ogen en de waterval. Het oogde voor mij in eerste instantie allemaal wat troosteloos, want ik was er op een regenachtige middag. Gelukkig zijn de ‘Chambers of Wonder’ waar het allemaal om te doen is binnen, het is een geschikt uitstapje voor een dag met slecht weer. En dus betrad ik de reus, die waakt over de schatten in de verschillende kamers.
Er zijn zo’n twintig ruimtes waar je doorheen loopt die op de een of andere manier allemaal met Swarovski te maken hebben. In de ene ruimte zie je bijzondere lichtinstallaties, in de andere weer beroemde kostuums met Swarovski-stenen erop. Hoogtepunten zijn de ruimte waar echte sneeuw ligt en de ‘Crystal Dome’, een soort spiegelbol. In sommige kamers begreep ik het punt niet zo, maar ik ben dan ook niet zo kunstzinnig.
Ik vond de ruimtes erg gaaf om te zien, maar de herhalingswaarde is niet groot. Gezien is gezien, bij een volgend bezoek aan Innsbruck zal ik niet nog eens gaan. Het prijskaartje voor deze bezienswaardigheid vind ik eigenlijk te hoog: ik tikte dankzij mijn gastenkaart iets meer dan 20 euro af. Houd je van kunst, glinsterende stenen, bijzondere creaties en wat leuke fotomomenten, neem dan zeker een kijkje. Met kinderen zou ik dit links laten liggen.
In anderhalf uur was ik door de Chambers of Wonder heen (je gaat naar buiten via een enorme – dure – winkel). Toen ik buitenkwam, was de regenbui voorbij en deed ik nog een rondje door de tuin. Ook daar zijn Swarovski-installaties en vind je een uitkijkpunt, een kleine carrousel en een speeltuin voor kinderen.
Top of Innsbruck: Nordkettenbahnen
Innsbruck is dus een stad omringd door bergen. Bij een stedentrip kan een bezoek aan een berg dus niet ontbreken. De Nordkette bergketen is daar heel geschikt voor. Vanuit de stad kun je dankzij meerdere kabelbanen naar de Top of Innsbruck gaan, naar een uitzichtpunt op 2300 meter.
De directe kabeltrein vanuit de stad (de Hungerburgbahn) skipte ik, want met mijn Welcome Card had ik gratis openbaar vervoer en bij de tweede kabelbaan kun je vanuit het centrum ook nog met de bus komen. Op deze plek zit ook de bekende Alpenzoo, die ik niet bezocht heb. Als eerste stapte ik dus in de Seegrubenbahn, een kabelbaan die je tot ongeveer 1900 meter hoogte brengt. Helaas kwam ik daar middenin de wolken terecht en was er echt niks te zien vanaf dat punt. Meteen door naar de volgende kabelbaan dus: de Hafelekarbahn. Daar kun je nog een stukje omhoog klimmen om écht op de top te staan (ruim 2300 meter hoog).
Hier kun je een waanzinnig uitzicht over de stad hebben, maar opnieuw had ik pech. Af en toe trok het open en zag ik de stad, maar er waren vooral veel wolken. De andere kant was wel open en daar kijk je uit over een prachtig (en ruig) berglandschap. Ook de moeite waard. Na een kleine klim en veel foto’s ging ik terug naar het niveau eronder, en eindelijk had ik geluk: de wolken waren weg. En ik kan niet anders zeggen dan dat het uitzicht dat je hier over de stad hebt echt de moeite waard is.
Hiken op de Patscherkofel
Kun je naar Oostenrijk zonder te wandelen of te hiken? Eigenlijk niet. Op zoek naar een leuke (maar niet al te zware) wandeling kwam ik bij de Patscherkofel terecht, ook wel de huisberg van Innsbruck genoemd. Met de Patscherkofelbahn omhoog naar 1965 meter, vanwaar je meerdere leuke wandelroutes hebt. Zelf ging ik voor de Zirbenweg, een hike van ongeveer 2,5 uur naar de andere kant van de berg, waar je met een andere lift weer naar beneden kan.
De trail is goed aangegeven met bordjes en te doen voor mensen met een gemiddelde conditie. Af en toe zijn er wat pittige stukken omhoog, of juist omlaag en je moet vaak goed kijken waar je loopt door de grote stenen op het pad. Toch valt het qua hoogtemeters wel mee en daardoor is deze hike goed te doen. De route duurt inderdaad ongeveer 2,5 uur waarbij je door wisselende landschappen loopt, van berg tot bos.
Gebruik je Welcome Card
Dan een laatste tip: gebruik de gratis Welcome Card. Deze krijg je bij een verblijf in of in de buurt van Innsbruck van meerdere nachten en er zitten veel voordelen aan vast. Korting op kabelbanen of dagattracties bijvoorbeeld en gratis openbaar vervoer. Maakt je verblijf een stuk makkelijker én goedkoper. Alle voordelen vind je op de site van deze kaart. Er is ook een betaalde variant, maar die is best prijzig. Zoek dan eerst goed uit of je er echt voordeel aan hebt.
Je leest het waarschijnlijk wel tussen de regels door: ik vond Innsbruck een ontzettend leuke stad. De combinatie van stad, natuur en activiteiten is mij goed bevallen en met deze tips haal jij hopelijk ook alles uit je verblijf.
Ben jij weleens in Oostenrijk geweest?